Vaker vorm van geweld bij strafonderzoeken minderjarige verdachten
De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) ziet in zijn onderzoeken bij minderjarige verdachten steeds meer nadruk op verdenkingen met een vorm van geweld. De afgelopen jaren neemt het aantal onderzoeken bij geweld toe. Het totaal aantal onderzoeken in strafzaken door de RvdK is gedaald. Dit blijkt uit de analyse van onderzoeken van de RvdK in de periode 2015-2020.
Het aantal onderzoeken door de RvdK bij jongeren die verdacht worden van een strafbaar feit is in de periode 2015-2020 gedaald van ongeveer 15.000 per jaar naar zo’n 10.000 per jaar. De relatief grootste daling doet zich voor bij strafbare feiten die samenhangen met vermogensdelicten (zoals diefstal en fraude). Dit is een daling van meer dan 50% in het aantal onderzoeken.
Naast een algemene daling van de jeugdcriminaliteit is hierin het effect te zien van het beleid om (lichtere) strafbare feiten bij jongeren zo veel mogelijk buiten het jeugdstrafrecht af te doen. Denk daarbij aan een waarschuwing van de politie of een aanpak via Halt. Voor jongeren is het een voordeel dat zij hierdoor geen strafblad krijgen, en bij het vinden van een stage of baan wel een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) krijgen. Ook de aanpakken die bedoeld zijn om recidive te voorkomen (bv. top X) en de inzet van jeugdhulp in combinatie met strafrecht dragen bij aan deze daling.
Tegelijk ziet de RvdK sinds 2018 een toename in het aantal onderzoeken waarbij een vorm van geweld aan de orde is. Hoewel deze toename met 7% nog beperkt is, concentreert het werk van de RvdK in het jeugdstrafrecht zich steeds meer op het onderzoek bij jongeren die verdacht worden van een ernstig strafbaar feit. Deze onderzoeken zijn vaak complex vanwege de ernst van het delict en multi-problematiek die veel van de betrokken jongeren hebben. “Het zijn vaak jongeren met diverse problemen en die het erg moeilijk hebben. Ze zijn veelal niet in beeld bij de vrijwillige hulpverleningsinstanties of andere betrokken organisaties, totdat het mis gaat. Dat betekent dat de RvdK vaker een uitgebreid onderzoek doet naar wat nodig is voor deze jongeren. Bij deze doelgroep geven we vaak een advies waarin we straf met zorg combineren,” vertelt Herke Elbers, algemeen directeur van de RvdK.
Uit de analyse van de RvdK-onderzoeken blijkt dat verdachte minderjarigen vaak meer dan 1 keer te maken hebben met de RvdK. In de ruim 10.000 strafonderzoeken in 2020 gaat het om een groep van 6.780 minderjarigen. Bijna 60% van deze groep heeft meer dan 1 strafonderzoek gehad. En circa een derde (33%) van de 6.780 minderjarigen heeft 1 of meer strafonderzoeken én een beschermingsonderzoek gehad.
Ontwikkelingen in het jeugdstrafrecht
Als jongeren verdacht worden van het plegen van een delict, krijgen ze te maken met justitie. De zwaardere verdenkingen komen bij de RvdK voor onderzoek. De RvdK geeft informatie aan het Openbaar Ministerie en/of de rechter over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en geeft een advies over de straf en de benodigde hulp. Elbers: “In ons onderzoek kijken we naar de jongere en naar zijn gezinssituatie; spelen er nog meer problemen? We proberen te voorkomen dat een jongere opnieuw een delict pleegt en wij stimuleren een positieve ontwikkeling bij de jongere. Daarvoor gebruiken we in onze onderzoeken het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ).” Het LIJ is gebaseerd op wetenschappelijke inzichten. Hiermee is het mogelijk jongeren te screenen, het risico op recidive in te schatten en zorgen te signaleren. Ook geeft het inzicht in welke hulp de jongere nodig heeft. “We willen voorkomen dat een jongere weer in de fout gaat. Daarom zijn we continu bezig om onze kennis te vergroten. Zo werken we aan het herkennen van problemen die ontstaan door een licht verstandelijke beperking (LVB) bij jongeren. Ook maken we steeds meer gebruik van mediation in het strafrecht en herstelbemiddeling, met bijvoorbeeld gesprekken tussen slachtoffer en dader.
Preventieve en passende interventies nodig
In zijn strafonderzoeken merkt de RvdK dat jongeren niet altijd goed in beeld zijn bij hulporganisaties. “Als zij eerder hulp krijgen, verkleint de kans op afglijden in criminaliteit. Ook helpt het als de ouders van deze jongeren gebruik kunnen maken van vrijwillige hulpverlening,” aldus Elbers. De RvdK constateert dat er een tekort is aan passende jeugdhulp op vrijwillige basis, zoals opvoedingsondersteuning voor ouders of therapie voor het hele gezin.
Als een delict is gepleegd, is passende hulp binnen het strafrecht nodig om een jonge verdachte en zijn gezin verder te helpen. Bijvoorbeeld begeleiding van de jongere door de jeugdreclassering of behandeling van zeden- of agressieproblematiek. Elbers: “Wij doen onderzoek en geven advies aan de officier van justitie en de rechter voor een passende straf en hulp. We gebruiken hierbij onze kennis van pedagogiek, jeugdrecht en jeugdstrafrecht. Maar we merken dat er te weinig passende straf en hulp beschikbaar is. Ook zijn er wachtlijsten voor veel interventies. Het is een vicieuze cirkel; zijn deze interventies niet beschikbaar, dan worden deze jongeren niet geholpen, plegen ze weer een delict en zien wij ze weer terug. Dit is juist de groep die dit hard nodig heeft.” De RvdK pleit daarom voor goede inkoop van passende hulp en behandelingen door de gemeenten en biedt aan om hierover met gemeenten in gesprek te gaan.