Kritische eindevaluatie herziene kinderbeschermingsmaatregelen door het WODC
In 2015 is de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen in werking getreden. De Universiteit Leiden heeft in opdracht van het WODC deze wet gevalueerd. Vandaag verscheen het rapport hierover. Dat stelt dat het alleen te rechtvaardigen is dat de overheid ingrijpt in het gezinsleven als kinderen en ouders ook echt geholpen kunnen worden. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) is het hiermee eens: zonder passende hulp voor kinderen en hun gezinnen, zijn kinderbeschermingsmaatregelen door de overheid een lege huls.
Het hoofddoel van de gewijzigde Kinderbeschermingswetgeving was om te komen tot een effectievere en efficiƫntere jeugdbescherming. Wordt tijdig de juiste kinderbeschermingsmaatregel getroffen, waarbij het belang van het kind voorop staat? Ook is gekeken of het lukt de wetgeving effectief te laten zijn in het huidige stelsel van jeugdhulp en kinderbescherming.
Bevindingen
De evaluatie stelt dat het huidige jeugdbeschermingsstelsel ingewikkeld en traag is, met de RvdK en de jeugdbeschermingsorganisaties die bij bepaalde beslissingen beide een taak hebben. De RvdK vindt dat een onafhankelijk advies aan de kinderrechter uit een oogpunt van zorgvuldige besluitvorming en rechtsbescherming van kind en ouders behouden moet blijven. Dat geldt ook voor de toetsende taak van de RvdK na twee jaar uithuisplaatsing van een kind, waarvan de evaluatie stelt dat deze taak geschrapt kan worden. De RvdK is van mening dat deze toets wel degelijk bijdraagt aan de rechtspositie van ouders en kinderen en wil de werkwijze rond deze toetsende taak verbeteren. De RvdK onderschrijft de aanbeveling van de onderzoekers om de positie van twaalfminners te versterken. Dat sluit goed aan bij onze werkwijze waarbij we in onderzoek al met bijna alle minderjarigen spreken.
Zonder passende hulp voor kinderen en hun gezinnen, zijn kinderbeschermingsmaatregelen door de overheid een lege huls.
Passende hulp
Het rapport stelt ook dat in de jeugdbescherming op dit moment onvoldoende tijd en middelen beschikbaar zijn om kinderen en gezinnen met de grootste problemen de hulp en ondersteuning te kunnen bieden waar zij recht op hebben. En alleen als kinderen en ouders echt geholpen kunnen worden, is het, zo stelt de evaluatie, te rechtvaardigen dat de overheid zich bemoeit met het gezinsleven. Een standpunt dat de RvdK onderschrijft: als de basis van passende hulp er niet is, is het gedwongen kader van kinderbescherming een lege huls. De RvdK schreef hierover eerder dit voorjaar samen met de jeugdbeschermingsorganisaties een brandbrief over aan de betrokken bewindspersonen en de VNG.