Minderjarigen die een strafbaar feit hebben gepleegd zijn in Nederland vanaf 12 jaar strafrechtelijk vervolgbaar. Het jeugdstrafrecht kent een pedagogisch karakter. De kern hiervan is dat kinderen nog in ontwikkeling zijn én dat deze ontwikkeling in een goede richting kan worden bijgestuurd. Om dit mogelijk te maken is, is er voor hen een aangepast strafproces en zijn er aangepaste straffen: het jeugdstrafrecht.
Als een jongere wordt verdacht van het plegen van een ernstig strafbaar feit, maakt de politie een proces-verbaal op. De politie meldt dit bij de officier van justitie (OvJ). Die kan besluiten dat de jongere strafrechtelijk wordt vervolgd.
Het is de wettelijke taak van de Raad voor de Kinderbescherming om onderzoek te doen en advies te geven in jeugdstrafzaken. Voor het onderzoek voert de Raad voor de Kinderbescherming een gesprek met de verdachte jongere en met de ouders/verzorgers. Ook haalt de Raad voor de Kinderbescherming informatie op bij school, betrokken hulpverleners en uit mogelijk al aanwezige dossiers. Het doel van het onderzoek is een goed beeld te krijgen van de persoon en de omstandigheden van de verdachte jongere. Op basis van het onderzoek geeft de Raad voor de Kinderbescherming advies aan de OvJ en/of de rechter. Als daar aanleiding toe is, kan de Raad voor de Kinderbescherming ook hulp adviseren bij persoonlijke of gezinsproblemen, bijvoorbeeld door het inschakelen van jeugdreclassering.
Het doel van het advies is om, in zoverre dat mogelijk is, ervoor te zorgen dat een jongere niet opnieuw een strafbaar feit pleegt. En dat zijn/haar ontwikkeling de goede kant op wordt gestuurd.
Een jongere die een strafbaar feit heeft gepleegd kan een straf, een maatregel of een combinatie daarvan opgelegd krijgen. Maatwerk, nazorg, snelheid en het pedagogische karakter van een straf zijn leidend bij de aanpak van jongeren. Vergeleken met de straffen voor volwassenen, gelden voor jongeren ook lagere straffen.
- De belangrijkste straffen zijn: geldboete, taakstraf en jeugddetentie.
- Een maatregel richt zich op heropvoeding of behandeling. De belangrijkste zijn: PIJ- maatregel (een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) en de gedragsbeïnvloedende maatregel.
Bijna elke straf en maatregel kan voorwaardelijk worden opgelegd. Een voorwaarde kan zijn dat de jongere meewerkt aan toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering.
Kinderen hebben recht op bescherming – ook als ze strafbare feiten hebben gepleegd. We handelen altijd vanuit het belang van het kind en maken ons sterk voor de pedagogische dimensie van het jeugdstrafrecht.
Binnen het jeugdstrafrecht richten we ons op de ‘echte risicojongeren’. Want niet ieder strafbaar feit gepleegd door een minderjarige betekent een beginnende criminele carrière. Een gepleegd delict kan signaalgedrag zijn; een teken dat het niet goed gaat met een jongere. Daarom heeft de Raad voor de Kinderbescherming ook aandacht voor eventuele achterliggende problemen. Waar het mogelijk is, worden ouders of verzorgers betrokken bij de aanpak van het strafbare gedrag van het kind. Daarnaast is een goede samenwerking met school en netwerkpartners een voorwaarde voor effectieve hulp op maat. Zo creëren we een vangnet om het kind heen, zodat het een grotere kans heeft veilig verder op te groeien.
12-minners
Jeugdigen onder de 12 jaar met strafbaar gedrag kunnen weliswaar niet strafrechtelijk worden vervolgd, maar ze verdienen wel aandacht. Ook als ze strafbare feiten hebben gepleegd. Als blijkt dat zij bijvoorbeeld bedreigd opgroeien, hebben ze recht op bescherming. De politie doet dan een zorgmelding bij Veilig Thuis. Zo nodig vindt daarna overleg plaats met de Raad voor de Kinderbescherming over inzet van hulp voor het gezin
Wat heeft het kind nodig om veilig en op een evenwichtige manier op te groeien? We vinden dat de reactie op strafbaar gedrag aan de volgende kenmerken moet voldoen:
- Interventies zijn gericht op het verminderen van risicofactoren. Beschermende factoren worden waar mogelijk versterkt. Ouders, het gezin en de verdere omgeving van de jongere, zoals school, vrije tijd, vrienden, worden daarin zo nodig meegenomen.
- De reactie op strafbaar gedrag is persoonsgericht en niet delictgericht. Dat wil zeggen: gericht op het risico op recidive en afgestemd op de jongere met zijn lerend vermogen en motivatie. De jongere moet kunnen leren van gemaakte fouten en wordt – passend bij leeftijd en ontwikkeling– verantwoordelijk gehouden voor zijn handelen (moreel besef) en de gevolgen daarvan. Ook wordt er gekeken hoe de jongere kan bijdragen aan herstel van schade, bijvoorbeeld door het aanbieden van excuses aan het slachtoffer. In dat kader wordt de jongere gevraagd of hij bereid is mee te werken aan een mediationgesprek.
- De reactie op het strafbare gedrag moet in positieve zin bijdragen aan de verdere ontwikkeling en het toekomstperspectief van de jongere.
- De daad wordt veroordeeld, maar niet de dader als persoon.
De toegevoegde waarde van de Raad voor de Kinderbescherming in de strafrechtketen is ervoor te zorgen dat er oog is voor de belangen van jongeren en dat zij recht worden gedaan. Dit gebeurt vanaf het moment dat een jongere verdacht wordt van een strafbaar feit, wanneer een jongere voor de rechter moet verschijnen en ook na de veroordeling, bijvoorbeeld bij het uitvoeren van een taakstraf. Hier zorgt de Raad voor de Kinderbescherming voor de coördinatie van de uitvoering.
Lees meer over het strafproces van jongeren.
Aanwezig op ZSM
Jongeren die over de schreef zijn gegaan, worden meestal meteen besproken op een ZSM-locatie. ZSM staat voor Zorgvuldig, Snel en Maatwerk. Op deze locatie zijn medewerkers van onder meer het Openbaar Ministerie, politie, Reclassering en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De officier van justitie kan een jongere zelf een straf opleggen of hem of haar naar de rechter sturen (dagvaarden) bij ernstige feiten.
Adolescentenstrafrecht
Worden jongvolwassenen (18-23 jaar) verdacht van een misdrijf? Ook zij worden besproken op een ZSM-locatie. Zij kunnen onder het adolescentenstrafrecht vallen als er sprake is van een achterstand in hun ontwikkeling, of dat zij om een andere reden kwetsbaar zijn. Via de ZSM-tafel worden deze jongvolwassenen naar het jeugdstrafrecht toegeleid. Ze kunnen een jeugdaanpak krijgen, bijvoorbeeld maatregelen specifiek afgestemd op hun jeugd- en gezinssituatie.
Lees hier wat er gebeurt als een jongere wordt aangehouden.
Onderzoek
Vaak is een melding van een proces-verbaal of aanhouding voor de Raad voor de Kinderbescherming aanleiding om onderzoek te doen naar de verdachte jongere en zijn omstandigheden. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een raadsonderzoeker, ondersteund door een gedragsdeskundige en, als dat nodig is, ook een juridisch deskundige.
Rapportage
Een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming wordt afgesloten met een rapport. Hierin vermeldt de raadsonderzoeker het verloop van het onderzoek, de conclusies en het advies over een eventuele straf en/of hulpverlening.
Strafadvies
De Raad voor de Kinderbescherming brengt een (straf)advies uit aan de officier van justitie en aan de rechter. De officier van justitie en de rechter kunnen deze adviezen overnemen, maar zijn onafhankelijk en beslissen zelf.
Maatregelen
Blijkt uit onderzoek dat er sprake is van ernstige opvoedings- of gezinsproblemen? Dan kan de Raad voor de Kinderbescherming de rechter verzoeken om een maatregel van kinderbescherming op te leggen. De minst ingerijpende maatregel van kinderbescherming is de ondertoezichtstelling.
Coördinatie taakstraffen
Een coördinator taakstraffen bij de Raad voor de Kinderbescherming coördineert de uitvoering van de taakstraf en rapporteert over de afloop.
Casusregie
Een casusregisseur volgt achter de schermen de jongere in het strafproces, op procesmatig, inhoudelijk en juridisch niveau. Vanaf het moment van aanhouding tot en met de nazorg zorgt de casusregisseur dat vanuit pedagogisch oogpunt de belangen van de jongere worden behartigd.
De Raad voor de Kinderbescherming geeft sinds 2009 een zo goed mogelijk inzicht in de instroom. In onze instroomanalyse kijken we wat de redenen achter een hoge of juist lage instroom kunnen zijn.
Instroom stabiliseert
De daling van de instroom van het aantal jongeren dat via het strafrecht bij de Raad voor de Kinderbescherming binnenkomt, lijkt te stabiliseren. De daling van de instroom, die wij de afgelopen jaren zagen, houdt verband met een afname van de jeugdcriminaliteit (bron: Monitor Jeugdcriminaliteit 2023 WODC). Maar ook met het streven om lichtere vergrijpen zo veel mogelijk buiten het strafrecht af te doen. Denk daarbij aan een waarschuwing van de politie (reprimande) of een aanpak via Halt.
- In 2022 werden 14 per 1000 minderjarigen als verdachte van een misdrijf geregistreerd. Het ging om 16.800 minderjarigen. Onder jongvolwassenen gaat het om 20 per 1000 jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot 23 jaar (22.800 jongvolwassenen).
- Als we kijken naar de verschillende bevolkingsgroepen zien we de laatste jaren een sterke afname van jonge verdachten met een Marokkaanse achtergrond.
- In de periode 2018 tot en met 2022 zien we steeds meer minderjarige meisjes die verdacht worden van een misdrijf. Meisjes worden vaak verdacht van vermogensmisdrijven als winkeldiefstal. In 2022 was 26% van de minderjarige verdachten een meisje, onder jongvolwassen verdachten is het 15%.