Vragen over screening pleegouders

Naar aanleiding van de verdrietige zaak van het zwaargewonde meisje in Vlaardingen, ontvingen we vragen over onze werkwijze bij de justitiële screening van pleegouders. Hieronder daarom de volgende toelichting.

Alle pleeggezinnen die in verband met de plaatsing van een minderjarige in hun gezin pleegzorgvergoeding ontvangen in het kader van de Jeugdwet, moeten over een door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) afgegeven ‘Verklaring van geen bezwaar’ (VGB) beschikken. Wanneer eerder aan een pleeggezin een verklaring van geen bezwaar is afgegeven, maar gedurende twee jaar geen kind is geplaatst, worden pleegouders opnieuw justitieel gescreend.

Justitiële pleegouderscreening

De RvdK screent of er sprake is van bezwarende feiten of omstandigheden die het afgeven van een VGB in de weg staan. Deze justitiële screening is een formele screening, niet te verwarren met de inhoudelijke screening die de pleegzorgorganisatie vervolgens zelf uitvoert. Bij die inhoudelijke screening van de pleegorganisatie zelf, beoordeelt deze of een pleeggezin geschikt is om een pleegkind te verzorgen en op te voeden.

Algemeen

Om te beoordelen of een VGB kan worden afgegeven, vraagt de RvdK in het kader van de justitiële screening informatie op over alle personen vanaf 12 jaar oud die op het adres van aspirant-pleegouders ingeschreven staan en wonen. Daarnaast worden ook personen waarmee een (LAT-)relatie onderhouden wordt, justitieel gescreend, evenals de echtgenoot/geregistreerd partner die eventueel op een ander adres woont.

Werkwijze

De RvdK raadpleegt de volgende informatiebronnen:

  • Basisregistratie Personen: persoonsgegevens van alle inwoners in Nederland
  • Justitieel Documentatie Systeem: gegevens over misdrijven en overtredingen
  • Eigen archief van de Raad voor de Kinderbescherming

Als iemand niet voorkomt in het Justitieel Documentatie Systeem of in het eigen archief, dan geeft de RvdK een verklaring van geen bezwaar af.

Wat als er iets gevonden wordt?

De verklaring wordt afgegeven tenzij de ingewonnen informatie wijst op zodanige gedragingen, mentaliteit of omstandigheden van (één van) de aspirant-pleegouders, andere gezinsleden of bewoners, dat plaatsing van een pleegkind een gevaar voor het welzijn van deze minderjarige zou opleveren. Dit is het geval bij:

  • Strafrechtelijke veroordelingen inzake geweldsdelicten, zedendelicten, ernstige vermogens- en oplichtingsmisdrijven
  • Strafrechtelijke afdoeningen van zodanige aard en/of frequentie dat hieruit een gering verantwoordelijkheidsbesef blijkt.

Bij een strafrechterlijke veroordeling of verdenking voor een zedendelict of kindermishandeling wordt de afgifte van een verklaring van geen bezwaar in principe altijd geweigerd.

Als er twijfel is over het wel of niet afgeven van een VGB, nodigt de RvdK betrokkenen uit voor een gesprek. Dit kan het geval zijn bij een strafrechtelijke afdoening voor een relatief licht vergrijp, dat lang geleden heeft plaatsgevonden en waarbij onvoldoende duidelijk is of dit nu de opvoegkundige kwaliteit van aspirant-pleegouder in de weg staat. Feiten en omstandigheden worden dan besproken. Op basis van deze informatie wordt een beslissing genomen of iemand de VGB krijgt.

Kijk ook op onze pagina over pleegouderschap