Angelina

Jaarlijks krijgen duizenden jongeren uit heel Nederland een taakstraf. Ze moeten zich dan een bepaald aantal uren inzetten voor de maatschappij. Zo’n taak kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Maar één ding is altijd cruciaal: goede begeleiding. Daarom koppelt de Raad voor de Kinderbescherming gestrafte jongeren aan taakstrafbegeleiders. Bijvoorbeeld in het wijkcentrum van Stichting Netwerk in Hoorn. ‘Als je geen hart hebt voor deze jongeren, moet je geen taakstrafbegeleider worden.’

In de vijfentwintig jaar dat Angelina van Samson als jongerenwerker bij Stichting Netwerk werkt, is ze een bekend gezicht in de buurt geworden. De goede klik die ze met de jongeren heeft, is niet onopgemerkt gebleven. De Raad voor de Kinderbescherming vroeg haar of ze zich in wilde zitten als taakstrafbegeleidster. En dat doet ze maar al te graag. Angelina: ‘Die jongens en meisjes zijn dom geweest, hebben een fout gemaakt, maar ze verdienen allemaal een nieuwe kans. Ze zijn nog jong en ze zijn wel de toekomst.’

Bijzondere stagiairs

In het wijkcentrum is Angelina voor veel kinderen een tweede moeder. Ze geeft de jongeren stuk voor stuk de aandacht die ze nodig hebben. Ook als ze een taakstraf bij haar vervullen. ‘Ik sta dan evengoed voor je klaar. Het maakt niet uit wie je bent of wat je hebt gedaan – tot op zekere hoogte dan.’

De Coördinator Taakstraffen van de Raad voor de Kinderbescherming kent de manier van werken van Angelina en plaatst bij haar vooral jongeren die daarbij passen. Zij behandelt hen vervolgens als stagiairs. ‘Los van mijn baas en mij hoeft niemand te weten dat ze straf hebben.’ Wel krijgen de jongeren met een taakstraf de minder leuke klusjes. Ze wieden onkruid of doen schoonmaakwerk; dingen die gebeuren moeten, maar waar Angelina zelf geen tijd voor of zin in heeft. ‘Ik ben ook daarom blij dat ze er zijn. Maar ik doe dit in de eerste plaats omdat ik de jongeren wil helpen.’

‘Ik doe alles wat ik kan om te voorkomen dat zij opnieuw de fout in gaan.’

Extra aandacht

Als jongerenwerker herkent de taakstrafbegeleidster patronen bij de jongeren. Eén van die patronen is een gebrek aan aandacht van huis uit. ‘Ouders hebben tegenwoordig minder tijd voor hun kinderen. Ze zijn veel drukker dan vroeger. Sommige kinderen gaan dan als schreeuw om aandacht domme dingen doen.’

Angelina geeft ze de aandacht die ze thuis niet krijgen. Aan het einde van elke dag bespreekt ze die dag met de jongeren; wat ging er goed en wat kon er beter? Deze extra aandacht doet hen goed, zegt ze. ‘Daardoor blijven ze met plezier komen. Dat vind ik ook belangrijk. Het feit dat ze hier voor straf moeten zijn, is al vrij zwaar voor ze.’
 

Duidelijke waarschuwing

Bij het wijkcentrum leren de jongeren met een taakstraf ook samenwerken met de andere jongeren. Dat maakt ze socialer en zo blijven ze  makkelijker op het rechte pad. Andersom kunnen de jongeren zonder taakstraf leren van de jongeren mét een taakstraf. Angelina vraagt die laatsten om een ‘grote broer’ of ‘grote zus’ te zijn voor jongeren uit de wijk die van het rechte pad af dreigen te raken. ‘Als zij persoonlijke ervaringen met hen delen, kan dat een heel duidelijke waarschuwing voor ze zijn. Effectiever dan wanneer ík ze waarschuw.’ 


Ook na de taakstraf houdt Angelina contact met de jongeren die ze begeleidt. Dat is voor haar niet meer dan normaal. ‘Als je geen hart hebt voor de toekomst van jongeren, moet je geen taakstrafbegeleider worden. Zij hadden m’n eigen zoon of dochter kunnen zijn. Of m’n neefje of buurjongen. Die wil ik ook niet in een slechte situatie zien. Daarom doe ik alles wat ik kan om te voorkomen dat zij opnieuw de fout in gaan.’
 

Angelina taakstrafbegeleider

‘Ze verdienen allemaal een nieuwe kans. Ze zijn nog jong en ze zijn wel de toekomst.’